De trainer in opleiding moet zelf een drenkeling kunnen redden, maar kan in de praktijk ook een collega-trainer/instructeur/sporter (minimaal 14 jaar) aan om een drenkeling te redden.
De redder moet voldoen aan:
1. Redden van een drenkeling
De redder gaat te water vanaf de bassinrand met een sprong, waarbij het hoofd boven water blijft, gevolgd door 10 meter zwemmen op de borst met het hoofd boven water, in een keer doorgaan met:
- Het vanaf de wateroppervlakte in één keer opduiken van een reddingspop, die op een diepte van circa 3* meter ligt (en minimaal 2 meter).
- Wanneer het zwembad de diepte van 3m niet heeft, moet tenminste wel drie meter onderwater gezwommen worden naar de reddingspop.
2. Zwemvaardigheid en – conditie
Het op een veilige manier te water gaan, gevolgd door:
- 100m zwemslag naar keuze met extra kleding
- Het kunnen vervoeren (kopgreep, schoudergreep, zeemansgreep o.i.d.) van een drenkeling (medecursist) met 2 verschillende vervoersgrepen over een afstand van 25 meter tot aan de bassinrand van het bad, waarbij het hoofd van de drenkeling boven water blijft.
- Het (samen met een medecursist/assistent) op de kant brengen van de drenkeling.
3. Praktijk casus tot een goede einde brengen
Een mede door deelnemers ingebrachte casus van een natte of droge redding uitvoeren en bespreken.
Alle onderdelen dienen met extra kleding zoals een korte broek en t-shirt uitgevoerd te worden