Basisvaardigheden voor elke coach en trainer
1. De beste basishouding
- Wees enthousiast en actief
- Benader je sporters positief en met humor
- Straal rust en vertrouwen uit
- Wees respectvol en zonder oordeel
- Geef het goede voorbeeld!
2. Jouw boodschap helder over brengen:
- Wees concreet en duidelijk Bijvoorbeeld: ‘Alle materialen verzamelen en neerleggen in het doel!’
- Maak je boodschap kort en krachtig
- Focus per keer op concrete aanwijzingen of afspraken
- Formuleer positief: zeg wat je wél wilt Geen: ‘Niet kletsen als ik praat!’, maar: ‘Ik wil graag dat jullie stil zijn als ik iets uitleg’
- Kies de juiste timing: geef pas aanwijzingen als kinderen niet bezig zijn
- Maak (oog)contact
- Coach en moedig gedoseerd aan: maak je sporters niet afhankelijk van jouw aanwijzingen
- Let op dat wisselspelers aan de kant niet jouw eventuele negatieve gevoelens meekrijgen
3. Je stem goed gebruiken:
- Kies een positieve toon (zelfs al zeg je iets dat niet positief is)
- Wissel hard en zacht praten af: zo maak je je verhaal levendig
- Zorg dat je toon en boodschap bij elkaar passen Wat bijvoorbeeld niet werkt: chagrijnig zeggen dat een sporter iets heel goed doet!
- Praat zacht en spannend bij je uitleg Je krijgt meer aandacht en kinderen gaan zelf ook zachter praten
4. Zorgen dat je sporters luisteren en meewerken:
- Luister écht naar kinderen en jongeren Kom niet te snel met jouw mening, oplossingen of een opmerking
- Werk aan een goede band met kinderen en jongeren
- Geef keuzes Voorbeeld: ‘We gaan samen opruimen. Wat ruim jij op, de ballen of de hesjes?’
- Leg de reden uit waarom je iets vraagt Bijvoorbeeld: ‘Als je praat terwijl ik met Anna praat, kan ik haar niet verstaan’
- Geef aandacht aan weerstand Vat kort de reactie van een kind samen en geef erkenning. ‘Ik zie dat je baalt dat ik je wissel, dat begrijp ik!’
- Stel geen vraag als je geen ‘nee’ wilt Geef in plaats daarvan een opdracht: ‘Vandaag sta jij achterin’
- Maak meewerken leuk Glimlach, enthousiaste stem en: wie doet er mee met …?!
- Geen ‘moeten’ maar verzoeken Niet: ‘Jullie moeten nu de ballen opruimen!’, maar een vrolijk: ‘We gaan nu samen opruimen!’